Onderstaand artikel, geschreven  door Risk en Sport, is  gepubliceerd op 27 augustus 2024 op SportknowXL, een informatieplatform voor de zakelijke markt.

Het is altijd verstandig om een disclaimer te gebruiken wanneer je mogelijk op tenen gaat staan of afwijkende standpunten inneemt. Bij deze dan: ik ben een groot sportliefhebber, ik ben prestatiegericht in velerlei opzichten, geniet van grote sportevenementen, erelid bij een – ook in prestaties – toonaangevende atletiek- en gymnastiekvereniging en ben al jarenlang seizoenkaarthouder bij een betaald voetbalorganisatie. Dus daar kan het niet aan liggen als ik niet altijd een warm pleitbezorger blijk te zijn van, bijvoorbeeld, meer overheidsgeld naar de topsport.

Ik wil graag vijf stellingen neerleggen, met daarbij een toelichting en ook hier weer een disclaimer, namelijk dat de beste stuurlui aan wal staan.

  1. De Nederlandse sportwereld heeft zijn lobbyorganisatie niet goed op orde
    De Nederlandse sportwereld lijkt behoorlijk gefragmenteerd met verschillende belangorganisaties. NOC*NSF vertegenwoordigt niet alle sporters (verre van dat zelfs) en lijkt niet echt op een brede enthousiaste steun van alle sportbonden te kunnen bouwen. De Nederlandse Sportraad heeft ook nog eens in één van haar adviesrapporten (‘De opstelling op het speelveld’) aan de stoelpoten van NOC*NSF als belangenorganisatie lopen zagen. De Nederlandse Sportraad, ingesteld door de overheid als een adviesorgaan, heeft tot nu toe, in mijn ogen, echter weinig concrete successen kunnen boeken. Adviesorganen zonder concrete toegekende rechten en verantwoordelijkheden, zoals hier het geval is, zijn gedoemd als een lame duckdoor het leven te gaan.

Tot slot van deze stelling: de sportwereld lijkt reactief, niet proactief te reageren, kijkende naar de reactie nadát het regeerakkoord bekend werd. De laatste opmerking is natuurlijk discutabel, de beste lobby’s vinden achter de schermen plaats en blijven aan het oog onttrokken.

  1. De onderbouwing om meer geld voor topsport (of in ieder geval voorkomen van bezuinigingen) is niet sterk
    De manier waarop de roep om meer geld voor topsport wordt gemotiveerd door te wijzen op de uitstraling van topsport naar de breedtesport en andere maatschappelijke positieve neveneffecten, komt krampachtig over. De onderbouwing blijft gebrekkig. Er is te weinig wetenschappelijk bewijsmateriaal beschikbaar, is mijn indruk.

Het regent bijvoorbeeld medailles de laatste jaren in de atletiek op allerlei internationale kampioenschappen, in tegenstelling tot de decennia daarvoor. Toch leidt het niet tot groei in de ledenaantallen bij de Atletiekunie. Ja, de groei bij vrouwenvoetbal komt mede door aansprekende prestaties, maar de echt verklarende factor zit hem dan veel meer in het gegeven dat vrouwenvoetbal eindelijk werd geaccepteerd.

“Er wordt er alleen geld gestopt in kansrijke sporten, dus eigenlijk niet in kansrijke sporters”

  1. De topsportdoelstellingen zijn niet zonder meer in het belang van de individuele (top)sporter
    Het streven zou moeten zijn: elke sporter die zijn of haar sport op een hoog niveau wil uitoefenen, moet daartoe de kans krijgen. Dat is niet wat NOC*NSF/de sportwereld uitstraalt. Doelstelling werd en is het nog steeds, om tot de top 10 van het medailleklassement op de Olympische Spelen te horen (een poging van chef de mission Pieter van den Hoogenband om dat te nuanceren, werd snel in de kiem gesmoord). Ik vind dat er overheidsmiddelen beschikbaar moeten zijn voor elke potentiële topsporter, ongeacht welke sport hij/zij beoefent of binnen een sport ongeacht het onderdeel waar hij/zij op uit kan blinken. Niet de commerciële of publicitaire waarde van de sport moet centraal staan, maar de topsporter. De verdeling van financiële middelen, zoals nu het geval is, wordt daarmee eerder een instrument van de bestuurders en coaches dan van de individuele sporters. Om van het verhoogde risico op misstanden (doping en grensoverschrijdend gedrag) nog maar te zwijgen.
  2. Het niet echt durven maken van een keuze door de sportwereld
    Er moet, volgens de sportwereld, meer (overheids)geld naar de topsport, maar ook naar sport en bewegen in het algemeen. De vraag is of de keuze voor beide doelen financieel haalbaar is om voldoende succesvol te zijn. Het geld kan maar één keer worden uitgegeven. Dat is altijd een belangrijk uitgangspunt in het leven, maar zeker in een periode van dreigende overheidstekorten en andere grote maatschappelijke problemen (groot woningtekort, armoedebestrijding, verhoging defensie-uitgaven). Het argument dat door de sportwereld gebruikt wordt en in het voorgaande ook al is benoemd, is dat het samen kan en moet gaan omdat besteed geld aan de topsport ook indirect effect heeft op de breedtesport, doordat mensen door de topsportprestaties gestimuleerd worden om (meer) te gaan bewegen en zich aan te sluiten bij een vereniging. Er is, nogmaals, bij mijn weten onvoldoende bewijs hiervoor.E. Mensen in beweging krijgen, aan het sporten krijgen, liefst in verenigingsverband (ook vanwege de sociale verbinding) verdient de hoogste prioriteit
    Dat heeft de meeste impact op economie, gezondheid en maatschappij. Dat is de winst die we na moeten streven. We moeten ook meer gebruik maken van de best practices die er inmiddels voldoende voorhanden zijn om dit beleid effectiever te doen zijn. Ook dan blijft er geld naar de topsport gaan, maar misschien minder en anders verdeeld. Ook dan komen er regelmatig topsporters boven drijven die ons blij maken en die we ons lang blijven herinneren. We weten allemaal nog wie Fanny Blankers-Koen is. Anton Geesink, Ellen van Langen, Jan Janssen, allemaal topsporters die ons aan radio en tv kluisterden. Dat soort iconen blijven boven komen drijven en onthouden we. In 2048 weten daarentegen alleen de cijferfreaks nog hoeveel medailles we in Sydney, London, Rio, Tokyo of Parijs wonnen.

N.B. Dit artikel is geschreven op 30 juli 2024, dus de resultaten van de Olympische Spelen in Parijs van de Nederlandse equipe zijn niet op dit artikel van invloed geweest.