Eigenlijk voelt het niet fijn om over dit onderwerp te schrijven, naar aanleiding van enkele recente trieste gebeurtenissen met dodelijke afloop. In slechts een paar maanden tijd zijn in Nederland twee omstanders om het leven gekomen door een ongeval, dat zich voordeed als gevolg van het bedrijven van sport. De lijst van incidenten wordt ongetwijfeld langer, wanneer we hier het buitenland bij betrekken en de ongevallen waarbij (gelukkig) geen doden te betreuren zijn meetellen.
We kunnen niet genoeg benadrukken dat sportorganisaties in hun risicoanalyses hier de juiste conclusies uit moeten trekken. Natuurlijk zijn er grote verschillen tussen sporten. De kans op dergelijke gebeurtenissen is bij dammen vele malen kleiner dan bij autosport.
Onze zorg is dat de groep, die zich ergens in het midden van dit spectrum bevindt, de risico’s regelmatig te laag inschat. De impact scoort daarentegen waarschijnlijk wél hoog. De uitkomst (kans maal impact) leidt daar door de mogelijk te lage kans-score dan tot onvoldoende actie. Complicerende factor is dat de ongevallen zich grotendeels voordoen in situaties (evenementen en trainingen), waar sportbonden niet rechtstreeks de verantwoordelijkheid voor dragen. De rol van de bonden beperkt zich dan tot instructieboeken en accommodatie-keuringen. De vraag is of dit voldoende is. Tot welk niveau moeten de risico’s (tot nul reduceren is een utopie) worden geaccepteerd? Tot hoever vindt de organisatie dat haar verantwoordelijkheid reikt? Is certificering door een erkend en onafhankelijk veiligheidsinstituut niet noodzakelijk? Is een veiligheidsfunctionaris voor een vereniging – of in ieder geval iemand die dat in portefeuille heeft – niet gewenst?
Mocht zich een incident voordoen, dan is een crisisplan noodzakelijk. Is dat aanwezig én adequaat? Daar komen we graag een volgende keer op terug.