In het NRC van 5 maart stond een interessant artikel. Het betrof een interview met Erik Gerritsen, de directeur van de hockeybond (https://www.nrc.nl/nieuws/2021/03/05/erik-gerritsen-de-politieke-elite-heeft-te-weinig-kennis-van-sport-a4034402). Het gaat ons daarbij niet om de kop van het artikel. Daarin wordt gesteld dat de politieke elite weinig op heeft met de sport en meer in het bijzonder weinig affiniteit heeft met het verenigingsleven. Hoewel wij ook daarover een mening hebben, die niet veel afwijkt van de directeur van de hockeybond, spreekt het artikel ons vooral aan doordat het getuigt van een goed strategisch beleid en de daarbij horende risico-analyse.

 

Wanneer wij het artikel goed lezen en interpreteren spreekt hieruit dat je als sportorganisatie keuzes moet maken. Niet alles kan: veel geld naar breedtesport én veel geld naar topsport en andere mogelijk belangrijke zaken. Wat zijn de risico’s van alles of heel veel willen, zo vragen wij ons af. Wat is dan de risicobereidheid?

 

Bij dat laatste is dan belangrijk wat het draagvlak is voor die te nemen risico’s bij de leden, bij de verenigingen. Per slot van rekening zijn dat de steunpilaren van de bond, hun ontstaansreden. Er waren immers eerst verenigingen, of in ieder geval groepen van mensen die met elkaar en tegen elkaar een sport beoefenden, en die op een gegeven moment behoefte hadden iets overkoepelends, een samenwerkingsverband. Dat werd een nationale bond of in het verleden nog wel eens meerdere bonden, omdat nog niet alle geloofsrichtingen met elkaar door één deur wilden. Cruciaal is dat de risicohouding van het bestuur min of meer overeenkomt met de risicobereidheid en het draagvlak van de verenigingen en de leden.

 

Weet u als bestuur en bestuurder zeker dat uw risicobereidheid dezelfde is als die van uw ledenbestand? Of denkt u: daar ga ik niet aan beginnen, want uitvragen leveren geen eenduidige antwoorden op. Dat zou jammer zijn. Het kan namelijk een belangrijk hulpmiddel zijn bij uw strategische besluiten en risico-analyses.