De coronapandemie bevindt zich midden in de tweede golf. Er zijn weer vergaande maatregelen nodig geweest, om ervoor te zorgen dat wij straks niet 17 miljoen besmette inwoners hebben. Jammer en vervelend, maar wel te begrijpen.

Ook de sportsector wordt wederom behoorlijk geraakt, zeker op het sociale vlak. Contacten moeten op een laag pitje worden gezet omdat kantines gesloten zijn. Dat heeft weer effect op de inkomsten en de financiële gezondheid van sportclubs. Het toelaten van géén of een zeer beperkt aantal toeschouwers bij wedstrijden helpt wat dat betreft ook niet. Het blijft een vreemd gezicht: sport voor lege tribunes, waarbij de regie dan af en toe wel het geluid van een vol stadion uitzendt.

Veel clubbestuurders en vrijwilligers hebben zich ingezet om het sporten zo veilig mogelijk te kunnen laten doorgaan. Daar hebben wij van Risk en Sport veel respect voor. Het is ook niet voor niets geweest. Zonder al die inspanningen was sport helemaal niet mogelijk geweest.

In de zomer ging het een tijdje beter en was er weer meer mogelijk. De kalender werd aangepast zodat veel ‘grote’ sportevenementen konden worden ingehaald of toch door konden gaan. Het jaarprogramma werd in een paar maanden gepropt. Dan maar zonder publiek, maar in ieder geval op TV. De belangen zijn immers groot. Als u niet weet waar het over gaat: over geld, véél geld. Iedere sport, elk team en organisatie creëert zijn eigen ‘bubbel’. Toch zien we langzaam ook steeds meer personen binnen die ‘bubbel’ positief testen en zich moeten terugtrekken. De grote wielerwedstrijden gingen ook weer door. Met toch behoorlijk wat publiek langs het parcours. Mét of zónder mondkapje. Veel mensen dicht bij elkaar: het blijft toch een risico.

Het terugdringen van het virus is geen zaak van een beperkt clubje deskundigen, dat het probleem mag oplossen, liefst op een manier waarbij wij er geen last van hebben. Natuurlijk niet. Het terugdringen van het virus is teamsport!

Wij hebben in Nederland 17 miljoen mensen met verstand van of ten minste een mening over voetbal. Laten we daar mee vergelijken.

De bondscoach is dan de premier en zijn kabinet en adviseurs zijn de trainersstaf. De Tweede Kamer op de tribune. Nederland op het veld.

De hulpdiensten (politie, brandweer, defensie, enz.) staan altijd vooraan, dus in de aanval. De zorgsector is onze verdediging met de IC-medewerkers als keeper. De overgrote meerderheid als spelbepalende middenvelders.

De bondscoach bepaalt met zijn staf de tactiek. Hoe denken wij deze wedstrijd te gaan winnen en welke afspraken maken wij om dat uit te voeren? Daar vinden wij natuurlijk wel iets van. Toch is het belangrijk die afspraken na te komen en hard te werken. Er zijn maar weinig teams die zonder te werken toch zeker winnen. Ook als je de tactiek mogelijk minder sterk vindt, kun je nog steeds winnen. Zolang iedereen zich maar inzet, werkt en zich aan de afspraken houdt. Slecht spelen en toch, desnoods in blessuretijd, nog met 1 – 0 winnen, is ook gewoon winnen.

Natuurlijk zijn er spelregels. Dat accepteren wij bij iedere sport en bij deze wedstrijd is dat niet anders. Houd je je niet aan de regels, dan volgt een gele kaart. In deze wedstrijd word je dan positief getest. Je mag dan even niet meedoen. Ga je nog een keer in de fout of bega je een overtreding: dan krijg je de rode kaart. Als sporter ben je daar dan goed ziek van. Letterlijk in dit geval. En dan maar afwachten of de verdediging je nog kan redden en hopen dat de keeper in topvorm is.

Dus wat doe je? Kijk je de andere kant op of speel en verdedig je mee?

Veel succes deze wedstrijd!